De windmolen van Wormhout
Vernieuwingen in de landbouw
‘In Wormhout een molen die door de wind wordt voortbewogen,’ lezen we in een akte van de graaf van Vlaanderen uit omstreeks 1183. Het is een van de allereerste vermeldingen van een windmolen in het Noordzeegebied. De houten constructies brachten een omwenteling teweeg in de middeleeuwse landbouw.
Waren het varianten op watermolens? Of verticale versies van de horizontale windmolens uit Azië en het Midden-Oosten? Historici en archeologen zijn er nog niet uit. Wel weten ze dat standerdmolensmolens geplaatst op een houten onderstel dat toeliet om de molenkast te draaien in de juiste windrichting, ook staakmolen genoemd. zoals die van Wormhout in het huidige Frans-Vlaanderen complexe machines waren die volledig rond hun as konden draaien. Met hun wieken benutten ze de veranderende wind om twee molenstenen aan te drijven. Die vermaalden graan tot meel. Daar was dus niet langer handenarbeid voor nodig in regio’s waar onvoldoende hoogteverschillen waren om met watermolens te malen – handenarbeid die vrijkwam voor ander werk. De standerdmolen was maar een van de technologische vernieuwingen die de indrukwekkende bevolkingsgroei in middeleeuws West-Europa mogelijk maakten.
Les Très Riches Heures du duc de Berry, mars, rond 1410, Chantilly, Musée Condé, ms. 65, fol. 3v.
Keerploeg en drieslagstelsel in de 15e eeuw.
Vernieuwing in de landbouw
Tussen de 11e en 13e eeuw groeide de bevolking in West-Europa stevig aan, in de Lage Landen zelfs sterker dan elders. Om al die extra monden te kunnen voeden, gingen boeren innoveren. Zo konden ze nieuwe gronden bewerken, de bodemvruchtbaarheid verhogen en een grotere grondproductiviteit bereiken.
Zoals elders in Europa werd het drieslagstelsellandbouwers zaaiden zomer- én wintergraan, maar lieten ook elk jaar een stuk braak liggen om de bodem niet uit te putten, zo optimaliseerde het drieslagstelsel het grondgebruik. ingevoerd op de grote landbouwdomeinen, maar de intensivering ging in de Nederlanden verder dan dat. Behalve de eigen kleine akkers bewerkten boeren samen grote centrale velden op intensieve wijze. Daarbij deelden ze werktuigen en trekdieren met elkaar. Systemen van grachten draineerden gronden van overtollig water.
Boeren teelden ook vaker gewassen zoals erwten en bonen, waarmee ze de braakliggende velden bezaaiden. Peulvruchten waren eiwitrijk en voegden stikstof toe aan de bodem, wat de vruchtbaarheid verhoogde. Nabij de grote steden werden industriegewassen geteeld en planten waarmee verfstoffen werden bereid.
Innovatie zorgde voor meer voedselproductie. Toch heerste er in sommige periodes voedselonzekerheid en zelfs hongersnood. De armen waren daarbij steeds het eerste slachtoffer. Aan het einde van de middeleeuwen moest graan uit Noord-Frankrijk en de Baltischede regio aan de Oostzee, het huidige Polen, Estland, Letland en Litouwen. regio ingevoerd worden om de snelgroeiende bevolking van de Lage Landen te eten te geven, vooral in steden.
Focuspunten
Ontdek nog meer over dit onderwerp
Non-fictie
Eeuwen des onderscheids: een geschiedenis van middeleeuws Europa
Prometheus, 2020.
Het dagelijks leven in de middeleeuwen: de wereld van boeren, burgers, ridders en monniken
Tirion, 2001.
Leven in de middeleeuwen
Davidsfonds, 2000.
Middeleeuwse wetenschap 500-1500
Corona, 2014.
Zo was het vroeger… landelijk leven in Vlaanderen
Davidsfonds, 2004.
Tractor: een geschiedenis
AUP, 2018.
De middeleeuwers: mannen en vrouwen uit de Lage Landen, 450-900
Omniboek, 2020.
Landschap en landbouw in middeleeuws Vlaanderen
Gemeentekrediet, 1995.