Lintbebouwing
Ruimtelijke ordening in Vlaanderen
Steenwegen die zich van dorpskern naar dorpskern slingeren, aan weerszijden afgezoomd met villaatjes, handelszaken, hier en daar een weide en vooral veel ‘koterij’: dat uitzicht typeert al decennia het dichtbevolkte Vlaanderen.
Bijna een kwart van alle Vlaamse woningen, maar ook tal van baanwinkels, staan langs invalswegen tussen gemeenten. Bij elkaar opgeteld vormen die wegen een snoer van 13.177 kilometer – dat is meer dan de afstand van Brussel tot Singapore. Door die lintbebouwing gaat de ene woonkern haast ongemerkt over in de andere.
Landkaarten uit de 18e eeuw tonen al sporen van lintbebouwing in de Zuidelijke Nederlanden. Het vlakke landschap leende zich goed voor woning- en wegenbouw. Maar het echte fenomeen dateert vooral van na de Tweede Wereldoorlog. De overheid liet burgers en bedrijven toen veel vrijheid om te bouwen waar ze wilden. Door de komst van de auto moest de werkende Vlaming niet langer dicht bij een centrum leven. Het landelijke Vlaanderen werd verkaveld tot één grote woonzone.
Leuven, KADOC-KU Leuven. kfa015338.
Minister van Volksgezondheid en van het Gezin Alfred De Taeye (1905-1958) in Waregem bij een eerstesteenlegging van de honderdduizendste goedkope woning in 1954.
Ruimtelijke ordening in Vlaanderen
De versnippering van de open ruimte heeft vroege wortels, maar in de late 19e eeuw werd er bewust op ingezet. Bestuurders wilden vermijden dat te veel arbeiders in de steden gingen wonen, uit vrees voor sociale onrust. Ze bevorderden daarom de pendelarbeid en moedigden individuele huiseigendom aan.
De woningnood van vlak na de Tweede Wereldoorlog werkte de lintbebouwing en versnippering van Vlaanderen nog veel sterker in de hand. De overheid wilde toen iedereen van een goede woning voorzien. Dat was een belangrijk onderdeel van de nieuwe verzorgingsstaat. De christendemocratische partij drong aan op een eigen huis voor elk gezin, het liefst buiten de stad. Een wet uit 1948, genoemd naar initiatiefnemer Alfred De Taeye, zorgde voor bouwpremies en goedkope leningen.
De eengezinswoningen schoten als paddenstoelen uit de grond. Ruimtelijke planning was er nog niet. Pas in 1962 werd de eerste wet op de ruimtelijke ordening gestemd en nog later kwamen er gewestplannen die zones voor wonen, landbouw en industrie afbakenden. Steden en gemeenten weigerden echter zelden een bouwvergunning en verwelkomden verkavelingen. Vanaf de jaren 1990 verhuisden bovendien tal van winkels naar de invalswegen. Milieu en mobiliteit waren de grote slachtoffers van die evolutie. Vooral de files namen sterk toe. In 2022 waren ze op elke werkdag gemiddeld 679 kilometer lang.
Focuspunten
Ontdek nog meer over dit onderwerp
Non-fictie
Wonen in Welvaart. Woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen, 1948-1973.
Vlaams Architectuurinstituut, 2006.
Het lelijkste land ter wereld
Davidsfonds 1968.
Het schoonste land ter wereld
Kritak, 1987.
Ugly Belgian Houses. Don’t try this at home
Borgerhoff & Lamberigts, 2015.
More Ugly Belgian Houses. Don’t try this at home
Borgerhoff & Lamberigts, 2021.
De golden Sixties: hoe het dagelijks leven in België veranderde tussen 1958-1973
Manteau, 2022.
Hoe zouden we graag wonen? Woonvertogen in Vlaanderen tijdens de jaren zestig en zeventig
Universitaire Pers Leuven, 2012.
Met voorbedachten rade. De sluipmoord op de open ruimte
Kritak, 2022.
Het Vlaamse platteland in de fifties
Davidsfonds Uitgeverij, 2012.
Wonen in Welvaart. Woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen, 1948-1973
VAi, 2006.
Onder de kerktoren. Waarom Vlaamse dorpen toekomst hebben
Davidsfonds Uitgeverij, 2021.
Fictie
De voorstad groeit
Manteau, 1943.
Suske en Wiske, De Beestige Brug (nr. 343)
De Standaard, 2015.